Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Ik zal u nog een [56]erfgenaam toebrengen, gij inwoneres van [57]Maresa! [58]Hij zal komen tot aan Adullam, [59][tot aan] de [60]heerlijkheid Israels. 56. Of, erfelijke bezitter. Versta, de vijand. De profeet ziet op de betekenis van het woord Marescha en Moreschet, die hij [om enerlei betekenis van] erfenis schijnt voor een te nemen. 57. Zie Joz.15:44; 2 Kron.11:8, en 2 Kron.14:9; idem Jer.26:18; ook 2 Mach.12:35. 58. De nieuwe bezitter of erfgenaam, de vijand, zal doordringen tot in Juda, waar Adullam gelegen was, eertijds een koninklijke stad. Zie Joz.12:15, en Joz.15:35; Neh.11:30. 59. Dit is hier ingevoegd uit vergelijking van boven vs.9,12. 60. Te weten Jeruzalem, dat de heerlijkheid van gans Israel was. Omdat deze woorden duister zijn, worden zij verscheidenlijk bij de uitleggers genomen. Anders, hij [de vijand] zal komen tot aan Adullum, de heerlijkheid van Israel; dat is, welke stad heerlijk en vermaard is in Israel, diep in het land, waar de spelonk Adullam, Davids toevlucht, nabij gelegen was.